Deutzenhofje

Prinsengracht 855-899 en Kerkstraat 190

Gesticht in 1694 /95
Was bestemd voor: Oude dienstboden en arme familieleden.
Huidige bestemming: Dames boven de 55 jaar.

Bijzonderheden: Gevelsteen kerkstraat 190

Agneta Deutz had tijdens haar leven al de nodige voorbereidingen getroffen voor de bouw van dit hofje, dat als een van de mooiste van Amsterdam wordt beschouwd. Zo had zij de grond hiervoor al aangekocht, de regenten benoemd en met meester timmerman Pieter Adolfse de Zeeuw, die het later zou bouwen, al besproken hoe het er uit moest zien. Ook had zij bepaald met welke meubels, schilderijen, glas- en zilverwerk, uit haar huis aan de Keizersgracht 121, de regentenkamer moest worden ingericht. Agneta Deutz werd in 1633 in Amsterdam geboren en in 1651 trouwde zij met Gerard Meerman, raad in de vroedschap van Delft. Na zijn overlijden trouwde zij met Mr. Zacharias van Beresteyn van Hofdijk, Heer van Middelharnis, burgemeester en raad der stad Delft. Na zijn dood in 1679 keerde zij terug naar Amsterdam om daar haar geboortehuis te betrekken. Een belangrijke reden hiervoor was dat zij ver weg wilde wonen van haar oudste zoon Jan Meerman en zijn vrouw, over wier beiden zij zeer verbitterd was. Al in 1680 maakt zij een testament waarin sprake is van een hofje en na het overlijden van haar tweede zoon, zouden er nog vele voornamelijk in concept volgen. Tot zij in 1691 haar definitieve testament ondertekent, waarin aan Jan Meerman slechts de legitieme portie, of wel een derde van haar vermogen wordt nagelaten. Het overige deel van haar vermogen moest worden aangewend voor de bouw en onderhoud van het hofje. Na haar overlijden in 1692 heeft het door de afwikkeling van haar erfenis, nog enige tijd geduurd voordat aan de bouw van het hofje kon worden begonnen. Maar in 1694 was het zover en in 1695 was het hofje klaar voor gebruik. Aan de gracht twee monumentale huizen, waarvan er een werd verhuurd, met in het midden de poortingang, alles onder een kap. Daarachter de huisjes bestaande uit een kamer, een zolder en een kelder. Naast vrij wonen kregen de bewoonsters een jaarlijkse uitkering en nog de nodige middelen in natura, zoals 40 manden turf, 2 kazen, 20 pond boter, 20 ponden rijst en 20 ponden kaarsen in het jaar. In de tijd van Alings (1965) hadden de 19 dames die er woonden, nog steeds vrije woning en licht, de overige extra middelen waren inmiddels afgeschaft.

In de jaren zestig van de vorige eeuw, heeft de stichting vier achter het hof gelegen huisje in de Kerkstraat aangekocht. Een van deze huizen Kerkstraat 190 is afgebroken en opnieuw gebouwd en behoort nog steeds tot het Deutzenhofje, aan de achterzijde verbonden door een binnentuin. De andere drie huisjes zijn na restauratie in 1990 overgedragen aan N.V. Stadsherstel Amsterdam. Deze liet in 2003 in het huis Kerkstraat 190 een gevelsteen aanbrengen bij het afscheid van een der commissarissen, tevens oud regent van het Deutsenhofje.

Dat er nog steeds veel animo voor dit hofje is, mag blijken uit de wachtlijst die er voor bestaat, ondanks dat de huisjes klein zijn. Criteria voor toewijzing zijn niet meer aan religie gebonden, belangrijk is dat iemand ‘past’ op het hofje. Een kennismakingsgesprek met een der regenten moet dit uitwijzen, waarna het bestuur beslist.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *