Vredenburgersteeg 1-35
Gesticht in 1836
Was bestemd voor: RK vrouwen boven de 60 jaar.
Huidige bestemming: Opgeheven en overgegaan in Nieuw Vredenburgh
Beschrijving Hofje:
De geschiedenis van Vredenburgh begint als Theresia Spijker in 1829 vier arme, oude roomse vrouwen bij zich in huis neemt. De officiële opening van het Roomsch-Catholyk Burger Oudevrouwenhuis Vredenburgh, is op 22 mei 1836 en dan wonen er reeds acht vrouwen. Anna Helena Theresia Spijker werd geboren in januari 1794 in het voormalige Duitse Graafschap Lingen. Op zeven jarige leeftijd gaat zij naar Amsterdam om bij haar tante van vaderszijde en oom te gaan wonen, en met toestemming van haar ouders door dit kinderloze echtpaar te worden opgevoed. Oom Johannes Hendricus Loohuys had samen met zijn vrouw Maria Egelina Spijker een kruidenierszaak en woonde in de Warmoesstraat. Hij had daar een zeker vermogen mee vergaard en wilde dat een caritatieve bestemming geven. Daarbij wilde hij zijn geld niet schenken aan een al bestaande instelling, maar zelf iets stichten, hetgeen vrij uitzonderlijk was voor een rooms-katholieke middenstander. Theresia inmiddels volwassen maar nog ongehuwd hielp hem daarbij. Het moest geen hofje worden want dat zou slechts voor een deel in de behoefte voorzien: wel vrije woning maar geen zorg. Het werd dus een instelling waar behoeftige roomse vrouwen van boven de zestig gratis volledige verzorging konden krijgen. Zoiets bestond nog niet.
In 1829 werd het gebouw aangekocht op de hoek van de Oudezijds Voorburgwal dat al Vredenburgh genoemd werd en waar Theresia haar intrek nam. Voor Loohuys en zijn vrouw was dit het moment om hun handel te verlaten en van hun levensavond te gaan genieten en gingen wonen in een pand daar vlak bij op de hoek van de Lange Niezel. Loohuys bleef echter wel nauw betrokken bij Vredenburgh. Lang heeft deze situatie niet geduurd. Op 9 november 1835 overleed Maria Engelina Spijker en elf dagen later Johannes Hendricus Loohuys. Op zijn sterfbed heeft hij zijn testament herzien, waarbij een klein deel naar verre neven en nichten ging en de rest van zijn vermogen Theresia ten deel viel. Zij stond er nu als directrice, 41 jaar oud geheel alleen voor.
Theresia maakt op 16 december 1836 haar testament en benoemt Andreas Bernardus Naayers, toen nog kapelaan van Het Hert later pastoor in De Kwakel tot regent /erfgenaam van Vredenburgh. Ook worden Mr. Anthonius Zacharias Hanlo en zijn vrouw Juliana Francisca Johanna ten Sande regent resp. regentes en erfgenamen.
Toen Theresia in 1839 haar wilsbeschikking herriep -op dat moment al zwak en ziek- werden Hanlo en zijn vrouw ontslagen als regent en regentes van Vredenburgh. Naayers was als haar enige vertrouweling overgebleven. Theresia stierf op 9 oktober 1839, slechts 45 jaar oud.
Naayers moest er als executeur testamentair voor zorgen dat Vredenburgh de status kreeg van ‘rechtspersoon’ om het legaat te kunnen accepteren. Een voorwaarde daarvoor was weer dat het aantal regenten met minstens twee werd uitgebreid en dat heeft hem nogal wat moeite gekost. Pas in 1842 als Naayers nog drie regenten heeft gevonden kan het testament worden aanvaard. Kostte het eerst moeite om bestuurders te vinden met enig aanzien, waarschijnlijk omdat Vredenburgh geen hoog aanzien had, maar toen die er eenmaal waren volgden er meer en zo is het gebleven.
Naar de wens van Theresia werd Vredenburgh in de loop de jaren steeds verder uitgebreid. Het deel van de gebouwen dat eerst werd verhuurd werd stukje bij beetje omgebouwd tot er in 1861 veertig vrouwen woonden, en vanaf dat moment ontstond er een wachtlijst. De vrouwen die op Vredenburgh wilden wonen moesten van onbesproken gedrag zijn en mochten niet ziek of bedlegerig zijn. Het was volgens het testament van Theresia bedoeld voor de ‘hoogst noodlijdende’ weduwen of ongehuwde vrouwen. Zij moesten echter wel een bedrag aan inschrijfgeld betalen en dit lijkt in tegenspraak met het voorgaande. Bij Theresia was dit niet verplicht, maar na haar dood werd de inkoopsom steeds verder verhoogd. De reden waarom Vredenburgh bij Alings (1965) niet vermeldt staat. Die inkopsom werd doorgaans niet door de bewoonster zelf betaald, maar door familie, vrienden of werkgevers, wat als een extra bewijs van goed gedrag werd gezien. Er waren maar zeer weinig vrouwen die na aftrek van de begrafeniskosten nog iets na lieten.
In 1890 vond een eerste renovatie plaats maar die veranderde weinig aan het chaotische trappen- en gangenstelsel. Ook in 1929 werd er gerenoveerd en in 1935 opnieuw, maar dat was niet voldoende om aan de eisen van die tijd te voldoen. De brandweercommandant stuurde na een inspectie een lange lijst met gebreken en merkte daarbij op dat een ingrijpende verbouwing nodig zou zijn om die voorzieningen aan te brengen. Tijdens de tweede wereldoorlog had Vredenburgh dusdanig op de reserves ingeteerd, dat voor het eerst een jaar negatief werd afgesloten. Na de oorlog werden er verschillende bejaardenoorden gebouwd in ‘lommerrijke wijken’ waardoor Vredenburgh ineens een stuk minder aantrekkelijk werd. Het bewonersaantal liep terug 23 en ook het vinden van geschikt personeel werd steeds moeilijker. Uiteindelijk was alleen een non nog bereid om directrice te worden en samen met een andere non voor de steeds hulpbehoevender wordende oudjes te zorgen. Vanaf 1956 speelde bij een van de bestuursleden al de gedachten aan nieuwbouw. Maar het heeft nog tot 1980 geduurd voor Nieuw Vredenburgh werd geopend, een verzorgingshuis en wijkcentrum voor ouderen in de Admirale- en Postjesbuurt, nu stadsdeel De Baarsjes. In de gang naast de kamer van de directeur hangt nog een ingelijst REGLEMENT VAN ORDE van rond 1900.
Het oude gebouw aan de Vredenburgersteeg werd in 1977 verkocht en in 1979 gekraakt. Het is later opgekocht door de gemeente en opgeknapt en nu een complex van woningen en ateliers.