Gesticht in 1890
Was bestemd voor: N.H. oudere vrouwen.
Huidige bestemming: Particulier eigenaar /bewoner.
De volledige naam van dit hofje luidde Stichting van wijlen Vrouwe A.J. van Heemskerk en haren echtgenoot W. H. Schuylenburg, waaruit mag worden opgemaakt dat het bij testament is gesticht. Het bood plaats aan zes Nederlands Hervormde vrouwen die hier vrij wonen genoten en een uitkering per week. Achter het huis bevindt zich een klein binnenplaatsje. In de tijd van Alings (1965) was er nog niets aan deze situatie veranderd. De stichting bezat in die tijd ook nog een huis in De Bilt waar plaats was voor vier vrouwen.
In het huis hebben tot rond 1977 nog zes vrouwen gewoond, die niet meer dan ieder één kamer hadden. Daarna hebben er krakers in gezeten en in 1980 is het verkocht aan een particulier echtpaar dat er sindsdien woont. De dames zijn later nog wel eens komen kijken en vertelden dat zij op het laatst te eten kregen van het erachter gelegen Hodshon Dedelshofje.
Gesticht in 1744
Was bestemd voor: RK vrouwen boven de 50 jaar, bij voorkeur familie.
Huidige bestemming: Normale huurwoningen.
Isaak Swigters was een rijke kaart- en boekverkoper, die in 1742 al als rentenier leefde in zijn huis aan de Nieuwe Brugsteeg, waar zijn zuster de weduwe Sara Loots de boekwinkel beheerde. Na het overlijden van Sara in 1743 en hun ongehuwde zuster Alida in hetzelfde jaar, was Isaak de enig overgebleven erfgenaam. Door de erfenissen van zijn moeder en zusters kwam Swigters in het bezit van een zestal huisjes aan de Speelmansteeg, zoals de gang toen heette. In 1744 maakt Swigters zijn testament waarin hij bepaalde dat de huisjes moesten worden afgebroken en geheel nieuw moesten worden opgebouwd tot een hofje. In 1746 werd met de bouw begonnen. Elk huisje kreeg twee bovenverdiepingen, elk één kamer groot met twee bedsteden en een haardstede. De 18 woninkjes konden daardoor 36 vrouwen huisvesten. Het hofje kreeg de naam Sint Jans Oude Vrouwen Swigters Familienhofje. Het was dan ook in de eerste plaats bedoeld voor familieleden van Swigters en die van zijn zwager Joannes Loots, die bij plaatsing voorrang genoten. Degene die het laatst op het hofje was komen wonen, moest zelfs haar huisje ontruimen wanneer een van de familieleden zich zou melden.
Swigters bezat ook nog een huisje in de Balk in ´t Oogsteeg, dat aan de achterkant aan het hofje grensde. In zijn testament had hij mede bepaald dat dit huisje tot een kapel moest worden verbouwd. Dat laatste heeft Swigters niet meer meegemaakt, hij overleed in 1750 waarna het bestuur overging naar het RCOAK, die tot universeel erfgenaam werd gesteld. In 1751 werd door Burgemeesteren toestemming verleend om het huisje tot een bidplaats om te bouwen. Met de restrictie dat de in- en uitgang van het hofje in de Balk in ´t Oogsteeg moest worden dichtgemetseld. Het toegangspoortje aan de Amstel is vervaardigd door de steenhouwer Pieter Pantel.
In 1926 zijn de woningen verbouwd en de trappen gemoderniseerd. In de tijd van Alings (1965) werd het hofje nog bewoond door 18 vrouwen die ieder een kamer hadden zonder keuken. En in de kapel werd nog iedere zaterdag een H. Mis opgedragen door een pater Franciscaan. Aan het eind van het steegje naast de kapel bevindt zich een klein tuintje grenzend aan de Balk in ´t Oogsteeg waar vroeger de uitgang was.
In 1975 is het Swigterhof overgedragen aan de Stichting Leefklimaat, een samenwerkingsverband tussen het J.A.C en de Hubertusstichting, waarbij het RCOAK zich verplicht nog 15 jaar te zullen zorgdragen voor het uitwendig onderhoud. Op 7 mei 1978 wordt het Swigtershofje verkocht aan de Stichting Leefklimaat, die het in 1991 weer verkoopt aan De Key. Deze verhuurt het nu gedeeltelijk aan Hotel Amstelzicht en Stichting Trustfonds. De kapel werd in 1983 teruggekocht door het RCOAK en gerestaureerd door de Stichting Jan Pieteresz. Huis Swigtershofje.
Gesticht in 1836
Was bestemd voor: RK vrouwen boven de 60 jaar.
Huidige bestemming: Opgeheven en overgegaan in Nieuw Vredenburgh
Beschrijving Hofje:
De geschiedenis van Vredenburgh begint als Theresia Spijker in 1829 vier arme, oude roomse vrouwen bij zich in huis neemt. De officiële opening van het Roomsch-Catholyk Burger Oudevrouwenhuis Vredenburgh, is op 22 mei 1836 en dan wonen er reeds acht vrouwen. Anna Helena Theresia Spijker werd geboren in januari 1794 in het voormalige Duitse Graafschap Lingen. Op zeven jarige leeftijd gaat zij naar Amsterdam om bij haar tante van vaderszijde en oom te gaan wonen, en met toestemming van haar ouders door dit kinderloze echtpaar te worden opgevoed. Oom Johannes Hendricus Loohuys had samen met zijn vrouw Maria Egelina Spijker een kruidenierszaak en woonde in de Warmoesstraat. Hij had daar een zeker vermogen mee vergaard en wilde dat een caritatieve bestemming geven. Daarbij wilde hij zijn geld niet schenken aan een al bestaande instelling, maar zelf iets stichten, hetgeen vrij uitzonderlijk was voor een rooms-katholieke middenstander. Theresia inmiddels volwassen maar nog ongehuwd hielp hem daarbij. Het moest geen hofje worden want dat zou slechts voor een deel in de behoefte voorzien: wel vrije woning maar geen zorg. Het werd dus een instelling waar behoeftige roomse vrouwen van boven de zestig gratis volledige verzorging konden krijgen. Zoiets bestond nog niet.
In 1829 werd het gebouw aangekocht op de hoek van de Oudezijds Voorburgwal dat al Vredenburgh genoemd werd en waar Theresia haar intrek nam. Voor Loohuys en zijn vrouw was dit het moment om hun handel te verlaten en van hun levensavond te gaan genieten en gingen wonen in een pand daar vlak bij op de hoek van de Lange Niezel. Loohuys bleef echter wel nauw betrokken bij Vredenburgh. Lang heeft deze situatie niet geduurd. Op 9 november 1835 overleed Maria Engelina Spijker en elf dagen later Johannes Hendricus Loohuys. Op zijn sterfbed heeft hij zijn testament herzien, waarbij een klein deel naar verre neven en nichten ging en de rest van zijn vermogen Theresia ten deel viel. Zij stond er nu als directrice, 41 jaar oud geheel alleen voor.
Theresia maakt op 16 december 1836 haar testament en benoemt Andreas Bernardus Naayers, toen nog kapelaan van Het Hert later pastoor in De Kwakel tot regent /erfgenaam van Vredenburgh. Ook worden Mr. Anthonius Zacharias Hanlo en zijn vrouw Juliana Francisca Johanna ten Sande regent resp. regentes en erfgenamen.
Toen Theresia in 1839 haar wilsbeschikking herriep -op dat moment al zwak en ziek- werden Hanlo en zijn vrouw ontslagen als regent en regentes van Vredenburgh. Naayers was als haar enige vertrouweling overgebleven. Theresia stierf op 9 oktober 1839, slechts 45 jaar oud.
Naayers moest er als executeur testamentair voor zorgen dat Vredenburgh de status kreeg van ‘rechtspersoon’ om het legaat te kunnen accepteren. Een voorwaarde daarvoor was weer dat het aantal regenten met minstens twee werd uitgebreid en dat heeft hem nogal wat moeite gekost. Pas in 1842 als Naayers nog drie regenten heeft gevonden kan het testament worden aanvaard. Kostte het eerst moeite om bestuurders te vinden met enig aanzien, waarschijnlijk omdat Vredenburgh geen hoog aanzien had, maar toen die er eenmaal waren volgden er meer en zo is het gebleven.
Naar de wens van Theresia werd Vredenburgh in de loop de jaren steeds verder uitgebreid. Het deel van de gebouwen dat eerst werd verhuurd werd stukje bij beetje omgebouwd tot er in 1861 veertig vrouwen woonden, en vanaf dat moment ontstond er een wachtlijst. De vrouwen die op Vredenburgh wilden wonen moesten van onbesproken gedrag zijn en mochten niet ziek of bedlegerig zijn. Het was volgens het testament van Theresia bedoeld voor de ‘hoogst noodlijdende’ weduwen of ongehuwde vrouwen. Zij moesten echter wel een bedrag aan inschrijfgeld betalen en dit lijkt in tegenspraak met het voorgaande. Bij Theresia was dit niet verplicht, maar na haar dood werd de inkoopsom steeds verder verhoogd. De reden waarom Vredenburgh bij Alings (1965) niet vermeldt staat. Die inkopsom werd doorgaans niet door de bewoonster zelf betaald, maar door familie, vrienden of werkgevers, wat als een extra bewijs van goed gedrag werd gezien. Er waren maar zeer weinig vrouwen die na aftrek van de begrafeniskosten nog iets na lieten.
In 1890 vond een eerste renovatie plaats maar die veranderde weinig aan het chaotische trappen- en gangenstelsel. Ook in 1929 werd er gerenoveerd en in 1935 opnieuw, maar dat was niet voldoende om aan de eisen van die tijd te voldoen. De brandweercommandant stuurde na een inspectie een lange lijst met gebreken en merkte daarbij op dat een ingrijpende verbouwing nodig zou zijn om die voorzieningen aan te brengen. Tijdens de tweede wereldoorlog had Vredenburgh dusdanig op de reserves ingeteerd, dat voor het eerst een jaar negatief werd afgesloten. Na de oorlog werden er verschillende bejaardenoorden gebouwd in ‘lommerrijke wijken’ waardoor Vredenburgh ineens een stuk minder aantrekkelijk werd. Het bewonersaantal liep terug 23 en ook het vinden van geschikt personeel werd steeds moeilijker. Uiteindelijk was alleen een non nog bereid om directrice te worden en samen met een andere non voor de steeds hulpbehoevender wordende oudjes te zorgen. Vanaf 1956 speelde bij een van de bestuursleden al de gedachten aan nieuwbouw. Maar het heeft nog tot 1980 geduurd voor Nieuw Vredenburgh werd geopend, een verzorgingshuis en wijkcentrum voor ouderen in de Admirale- en Postjesbuurt, nu stadsdeel De Baarsjes. In de gang naast de kamer van de directeur hangt nog een ingelijst REGLEMENT VAN ORDE van rond 1900.
Het oude gebouw aan de Vredenburgersteeg werd in 1977 verkocht en in 1979 gekraakt. Het is later opgekocht door de gemeente en opgeknapt en nu een complex van woningen en ateliers.
Gesticht in 1765 [1677]
Was bestemd voor: Doopsgezinde vrouwen boven de vijftig jaar.
Huidige bestemming: Doopsgezinde studenten
Bijzonderheden: gevelsteen De Arke Noach boven de deur op de binnenplaats.
Beschrijving hofje:
Dit hofje ligt verscholen achter de huizen van de Prinsengracht en Prinsenstraat. Het is bereikbaar via een lange gang die van 1723-1728 de Sonnegang werd genoemd en later de Noachsgang. Op de plaats van het hofje stond toen de Doopgezinde kerk “de Kleine Zon” van de Vereenigde Waterlandsche en Vlaamsche Gemeente, die nog een kerk “de Zon” hadden op het Singel. Na verkoop aan de Friese Gemeente werd de kerk “de Arke Noach” genoemd. Destijds mochten Doopsgezinden geen front aan de openbare weg hebben. Toen “de Zon” zich met de Friese verenigde werd “de Arcke Noach” overbodig en besloot men in 1755 op de plaats van de kerk een hofje te bouwen. Dit ter vervanging van een hofje in de Tuinstraat, voor oude vrouwen, -mannen en wezen, dat in 1672 “de Zon” werd toebedeeld. Omdat het tot 1764 duurde eer een vergunning tot bouwen werd verkregen, kon het hofje pas in 1765 in gebruik worden genomen. Het hofje bestond toen uit zes huisjes en twaalf kamers, 26 vertrekken voor 2 personen, met eetkamer, keuken en moederwoning. Verder had het hofje beneden en boven de vereiste gemakken en overvloed van regen- en popwater. De zolder en vliering dienden aan een zijde om kleren te drogen en aan de andere zijde tot berging van turf, een redelijke luxe voor die tijd.
Het hofje is in 1800 vergroot en in 1882 ten tweede malen. Ten tijde van Alings (1965) bood het plaats aan 32 vrouwen. De directrice heeft haar huis op de Prinsengracht 173, met een achteruitgang op het hofje. Daar woont nu de beheerder en de bewoners van het hofje zijn studenten. Om voor bewoning in aanmerking te komen moeten de studenten lid zijn van de Doopsgezinde Gemeente en tussen de 18 en 22 jaar. Ze mogen er drie jaar blijven met een verlenging van twee jaar tot een maximum leeftijd van 27 jaar. Er is een grote woonkamer waar 4 maal per jaar vergaderd wordt en gezamenlijke activiteiten plaatsvinden. Bij een intakegesprek, zo vertelde een van de bewoners, wordt er altijd op gewezen dat het sociale aspect bij het wonen op dit hofje voorop staat.
Gesticht in 1886 gebouw van 1912
Was bestemd voor: Protestantse vrouwen boven de 55 jr.
Huidige bestemming: Sinds 1982 verzorgingshuis EOKS in Buitenveldert
Bijzonderheden: gevelsteen
Johanna Elisabeth Sophia Knoll trouwde in december 1847 op bijna dertig jarige leeftijd met de redelijk gefortuneerde makelaar Adolf Fortgens Otter. Van Utrecht, waar zij om onopgehelderde reden door haar grootouders was opgevoed, verhuisde zij naar de Leliegracht 46 in Amsterdam. In 1857 verhuisde het echtpaar, dat kinderloos zou blijven, naar de Kloveniersbrgwal 97. Een jaar later overleed Fortgens Otter, hij werd in de Nieuwe Kerk begraven. Weer een jaar later overleed haar schoonmoeder en Elisabeth´s bleek van beiden de enige erfgenaam. Een paar jaar daarvoor waren haar opa en vader gestorven van wie zij ook de enige erfgename was, kortom Elisabeth was op haar 41e jaar een vermogende vrouw. Drie jaar later is zij hertrouwd – buiten gemeenschap van goederen!- met de dominee Hendrik Luësen. In de jaren van hun huwelijk hebben zij veel gereisd. Luëssen overleed in 1887 en Elisabeth was opnieuw weduwe.
Al in een testament van 1886 is sprake van een stichting voor dames uit den deftigen stand en van een tehuis voor oude Zeekapiteins en stuurlieden der koopvaardij, het laatste op verzoek van Fortgens Otter en haar schoonmoeder, beide zijn er gekomen. Bij haar overlijden in 1900 bleek zij haar wensen ten aanzien van de uitvoering daarvan zeer nauwkeurig te hebben omschreven. Zij wilde fatsoenlijke dames die onvermogend, en zonder eigenschuld, niet in staat zijn in haar eigen onderhoud te voorzien een onbezorgde oude dag verschaffen. Want voor vrouwen uit de ‘mindere stand’ waren er genoeg hofjes. De dames moesten beschikken over een eigen jaarlijks inkomen van 500 gulden, dat met 500 gulden door de stichting werd verhoogd en waarover zij vrij konden beschikken. Zij moesten 500 gulden entree betalen maar daarna was dan ook alles vrij. Nog tijdens haar leven werd besloten dat het gebouw moest komen op een terrein dat eigendom was van de stichtster in het Oosterparkkwartier. Bij testament had zij precies bepaald hoe het eruit zou moeten zien. Alle woningen beschikten over een kleine entree, een zit- en slaapkamer en WC, met een raam aan de straatkant. Aan beide zijden van de ingang bevonden zich de regentenkamer en de directeurswoning, waarachter de binnentuin. In de achtervleugel bevonden zich de eetkamer, conversatiezaal en leeszaal. Deze waren door middel van schuifdeuren verbonden en konden zo tot een grote zaal gemaakt worden bij feesten. En dat alles chic gemeubileerd! In de kelder waren de provisiekamers, de keukens en centrale verwarming.
Op 28 februari 1912, na vele tegenslagen en veel later dan de wens van Elisabeth, werd het Dames Gesticht geopend, en konden 17 gelukkige dames hun intrek nemen. En in 1916 werd de Fortgens Otter Stichting geopend nadat het woonhuis aan de Kloveniersburgwal hiertoe verbouwd was. Wegens gebrek aan belangstelling werd deze stichting in 1923 al weer opgeheven en hebben de laatste bewoners onderdak gevonden in het Dames Gesticht. In de jaren zestig van de vorige eeuw veranderden de opvattingen ten aanzien van ouderenhuisvesting, en ook het Dames Gesticht voldeed op den duur niet meer aan de eisen. In 1980 ging de eerste paal de grond in en op 30 november 1982 werd het nieuwe gebouw van de Elisabeth Otter Knoll Stichting geopend. Een algemeen verzorgingshuis gecombineerd met aanleunwoningen, aan de Loowaard in Buitenverldert. Het is er weer even chic ingericht. De inrichting van de regentenkamer met de mooiste stukken van Elisabeth is meeverhuisd naar de nieuwe regentenkamer en een groot portret van haar siert de hal.
Het gebouw aan het Eikenplein is indertijd voor een symbolisch bedrag verkocht aan Het Oosten. Het hofje is nu van Ymere die het verhuurt. In de rechtervleugel individuele wooneenheden, in de linkervleugel een woongroep en aan de voorkant rechts is een gemeenschappelijke huiskamer met een kookeiland. In de vroegere eetzaal- conversatiezaal- leeszaal is sinds 1984 een artotheek gevestigd, later het CBK.
Het CBK is in 2009 verhuisd naar Oranje-Vrijstaatkade 71
Gesticht in 1789
Was bestemd voor: Bestedelingen
Huidige bestemming: Huis van De Tijd
Bijzonderheden: gevelinscriptie
Beschrijving Hofje:
Dit huis is door Johanna Bontekoning*, derde echtgenote van Jan van Mekeren, als Bestedelingenhuis (armenhuis) geschonken aan de Diaconie. Jan van Mekeren had met zijn tweede vrouw de Nooteboome Uytkijk gesticht en De Eendracht was zijn buitenverblijf. Johanna is op 3 mei 1789 overleden en op 9 december heeft Van Mekeren de eerste steen gelegd voor dit huis. Van Mekeren zelf is twee jaar later gestorven. Het is nu Opvanghuis Elandsstraat Amstelrank en Mission Hous en behoort als zodanig bij de Protestantse Diaconie Amsterdam.
Boven de deur staat een 9 regelige tekst:
De Milde Liefde van Johanna Bontekoning
Gaf Jesus armeLeen dit nuttig Huys Ter Bewooning
Die Driewerf hun ten Dienst als Moeder zigh Verbond
En in der Armen Heil en troost Haar blydschap Vond
Nu Rust zy van Haar Werk zy Ziet Haar Liefde Loonen
Haar Arbeid uyt Genaa met Eewig Heil Bekroonen
Van Mekeren met Haar Verbonden in den Echt
Heeft met Veel Tederheid den Eersten Steen Gelegt
Den 9 December Aō 1789
Huis van De Tijd
Op dinsdag 4 februari 2020 opende het Huis van de Tijd officieel zijn deuren. De openingshandeling werd verricht door Mascha ten Bruggencate, voorzitter van de stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam. Zij deed dit door het gedicht Huis van de Tijd te onthullen. Het Huis van de Tijd is een plek waar het dagelijks leven met dementie centraal staat. Waar iedereen die bij dementie betrokken is elkaar kan ontmoeten en van elkaar kan leren. Hier vinden gesprekken plaats over hoe we op een andere manier met dementie kunnen omgaan.
Gesticht in 1789 gebouw van 1970
Was bestemd voor: Bejaarde vrouwen.
Huidige bestemming: Ouderen met een laag inkomen.
Beschrijving Hofje:
Eendracht-Anslo is gebouwd vlak naast de plaats waar vroeger het gesticht ‘De Eendracht’ lag en waaruit dit hofje is voortgekomen, het heeft echter wel hetzelfde huisnummer behouden. De andere helft van de naam verwijst naar de stichting van het vroegere Anslo´s hofje.* De beide stichtingen vormen samen de Stichting Eendracht Anslo die in 1970 dit nieuwe gebouw heeft neergezet, ontworpen door de befaamde architect Wegener-Sleeswijk. Het is gelegen aan de Overtoom, waarvan de woningen aan de achterzijde uitkijken over het Vondelpark. Tevens is er aan de achterzijde een ruime gemeenschappelijke tuin. De Eendracht moest eind jaren zestig van de vorige eeuw plaats maken voor de uitbreiding van het ernaast gelegen Diaconessenziekenhuis, inmiddels een Revalidatiecentrum. De eerste bewoonsters van Eendracht Anslo waren gepensioneerde verpleegkundigen van het Diaconessenziekenhuis. De oude dames kregen nog tot in 1996 eten van het revalidatiecentrum. In 2002 is het geheel gerenoveerd en aangepast aan de huidige woonnormen. Aan de straatkant zijn twee winkelpanden, waarvan de huuropbrengst ten goede komt aan het onderhoud van het hofje. Daarnaast bevinden zich op de begane grond nog een keuken, een kantoor en de vroegere regentenkamer. Deze wordt door het huidige bestuur vrijwel niet meer gebruikt, maar wel door de bewoners om gezamenlijk te eten of om iets te vieren. Eendracht-Anslo is een instelling van algemeen nut die zich richt op het aanbieden van een vorm van beschermd wonen en het bieden van een sociale tweekamerwoning te gebruiken als eenpersoonswoning aan ouderen die zelfstandig kunnen wonen. Een aantal kleinere woningen zijn bestemd voor jongeren die bereid zijn om hand- en spandiensten te verlenen t.b.v. de oudere bewoners. Het bestuur beslist over de toewijzing.
Johanna Bontekoning, derde vrouw van de oorspronkelijke stichter van De Eendracht Jan van Mekeren, heeft vlak voor haar dood in 1789 een Bestedelingenhuis** gesticht.
*zie bij Claes Claesz. Hofje
** Johanna Bontekoning heeft ook een bestedelingenhuis gesticht.
Gesticht in 1694 /95
Was bestemd voor: Oude dienstboden en arme familieleden.
Huidige bestemming: Dames boven de 55 jaar.
Bijzonderheden: Gevelsteen kerkstraat 190
Agneta Deutz had tijdens haar leven al de nodige voorbereidingen getroffen voor de bouw van dit hofje, dat als een van de mooiste van Amsterdam wordt beschouwd. Zo had zij de grond hiervoor al aangekocht, de regenten benoemd en met meester timmerman Pieter Adolfse de Zeeuw, die het later zou bouwen, al besproken hoe het er uit moest zien. Ook had zij bepaald met welke meubels, schilderijen, glas- en zilverwerk, uit haar huis aan de Keizersgracht 121, de regentenkamer moest worden ingericht. Agneta Deutz werd in 1633 in Amsterdam geboren en in 1651 trouwde zij met Gerard Meerman, raad in de vroedschap van Delft. Na zijn overlijden trouwde zij met Mr. Zacharias van Beresteyn van Hofdijk, Heer van Middelharnis, burgemeester en raad der stad Delft. Na zijn dood in 1679 keerde zij terug naar Amsterdam om daar haar geboortehuis te betrekken. Een belangrijke reden hiervoor was dat zij ver weg wilde wonen van haar oudste zoon Jan Meerman en zijn vrouw, over wier beiden zij zeer verbitterd was. Al in 1680 maakt zij een testament waarin sprake is van een hofje en na het overlijden van haar tweede zoon, zouden er nog vele voornamelijk in concept volgen. Tot zij in 1691 haar definitieve testament ondertekent, waarin aan Jan Meerman slechts de legitieme portie, of wel een derde van haar vermogen wordt nagelaten. Het overige deel van haar vermogen moest worden aangewend voor de bouw en onderhoud van het hofje. Na haar overlijden in 1692 heeft het door de afwikkeling van haar erfenis, nog enige tijd geduurd voordat aan de bouw van het hofje kon worden begonnen. Maar in 1694 was het zover en in 1695 was het hofje klaar voor gebruik. Aan de gracht twee monumentale huizen, waarvan er een werd verhuurd, met in het midden de poortingang, alles onder een kap. Daarachter de huisjes bestaande uit een kamer, een zolder en een kelder. Naast vrij wonen kregen de bewoonsters een jaarlijkse uitkering en nog de nodige middelen in natura, zoals 40 manden turf, 2 kazen, 20 pond boter, 20 ponden rijst en 20 ponden kaarsen in het jaar. In de tijd van Alings (1965) hadden de 19 dames die er woonden, nog steeds vrije woning en licht, de overige extra middelen waren inmiddels afgeschaft.
In de jaren zestig van de vorige eeuw, heeft de stichting vier achter het hof gelegen huisje in de Kerkstraat aangekocht. Een van deze huizen Kerkstraat 190 is afgebroken en opnieuw gebouwd en behoort nog steeds tot het Deutzenhofje, aan de achterzijde verbonden door een binnentuin. De andere drie huisjes zijn na restauratie in 1990 overgedragen aan N.V. Stadsherstel Amsterdam. Deze liet in 2003 in het huis Kerkstraat 190 een gevelsteen aanbrengen bij het afscheid van een der commissarissen, tevens oud regent van het Deutsenhofje.
Dat er nog steeds veel animo voor dit hofje is, mag blijken uit de wachtlijst die er voor bestaat, ondanks dat de huisjes klein zijn. Criteria voor toewijzing zijn niet meer aan religie gebonden, belangrijk is dat iemand ‘past’ op het hofje. Een kennismakingsgesprek met een der regenten moet dit uitwijzen, waarna het bestuur beslist.
Gesticht in 1721
Was bestemd voor: Oudere Nederlands Hervormde echtparen.
Huidige bestemming: Protestantse Diaconie Amsterdam.
Beschrijving Hofje:
Dit hof is bij testament gesticht door mr. Joan Corver en zijn tweede vrouw Sara Maria Trip, de dochter van de toenmalig burgemeester. Zijn eerste vrouw Johanna Trip, een nichtje van Sara, was in het kraambed gestorven en hun dochtertje kort daarna. Joan Corver stierf in 1719, op 31 jarige leeftijd en Sara in 1721, slechts 27 jaar oud. Het echtpaar liet geen kinderen na. Een groot deel van hun vermogen werd bestemd voor de bouw van een hofje, waarbij de Diaconie der N.H. Gemeente als universeel erfgename werd aangewezen. De Diaconie beschikte over een stuk grond, achter het oude vrouwen- en mannenhuis aan de Amstel en daar werd het Corverhof gebouwd. In 1723 werd het Corvershof geopend, een monumentaal gebouw met in de voorgevel de wapens van de stichters, drie korven en drie trippen. Het bevatte 28 woningen voor gehuwden en 6 voor ongehuwden en daarnaast nog 5 pakkelders en zolders die werden verhuurd. Door een legaat van Anna Elisabeth Geelvinck, konden in 1757 op een der pakzolders drie woningen worden bijgebouwd. De stichting werd regelmatig bedacht door diverse leden uit de familie en niet alleen in giften. De heren hadden buitenverblijven en landerijen en schonken van tijd tot tijd vette ossen, varkens, hammen, kazen, boter, eieren etc. Tot in 1895 de laatste afstammeling van het geslacht Corver Hooft overleed, hebben de leden van dit geslacht altijd een nauw contact met de stichting onderhouden.
De turf- en graanzolder werd in 1924 tot woonverdieping ingericht en dit leverde weer 13 extra woningen op.
In 1928 zijn de woningen gerenoveerd en is in elke woning een klein keukentje aangebracht. Het aantal is teruggebracht tot 33 en sindsdien wonen er geen echtparen meer. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw woonden er studenten, voor ouderenhuisvesting was het niet langer geschikt. En in het begin van deze eeuw werd het nog slechts door enkele politiek vluchtelingen bewoond. Maar de regentenkamer die door lekkage in de jaren zeventig flinke waterschade had opgelopen, was inmiddels weer in de oude staat teruggebracht.
In het Corvershof is sinds 2006 al het kantoor van de Protestantse Diaconie Amsterdam gevestigd, en dit gaat een diaconaal verzamelgebouw worden. Ook de andere gebouwen op het Amselhofterrein, dat in zijn geheel eigendom is van de Diaconie, krijgen een nieuwe bestemming. In het gebouw Amstelrank gelegen naast het Corvershof, eens een Bestedelingenhuis, is de leefgroep Mission House gevestigd. De erachter gelegen Van Limmikstichting aan de Nieuwe Keizersgracht, wordt het kerkelijk bureau van de Protestantse Kerk van Amsterdam en De Schinkelkerk, en ook het daarnaast gelegen Magdalena Hodshonhof krijgt een diaconale bestemming. Tussen deze gebouwen in ligt de door Mien Ruys ontworpen uitgestrekte tuin.
Naast het Corvershof is sinds 2004 de eerste afdeling van het museum Hermitage Amsterdam gevestigd, dat in 2008 het gehele Amstelhof (vroeger oude vrouwen- en mannenhuis aan de Amstel) zal beslaan.
Gesticht in 1618
Was bestemd voor: R.K. vrouwen
Huidige bestemming: Kantoor RCOAK en andere stichtingen.
Dit hofje ligt verscholen achter de huizen van de Keizersgracht en is te bereiken via een lange gang. Het is gesticht door Claes Reiniersz., en werd ook wel “Liefde is ´t Fondament” genoemd, naar het opschrift in een hardstenen lijst boven de toegangsdeur. Het was bestemd voor katholieke vrouwen, die een inleg moesten betalen, maar daarna vrij wonen hadden. Het hofje is in familiebeheer geweest tot 1866 en toen over gegaan naar het RCOAK. In 1912 is het hofje met de twee huizen aan de gracht, geheel herbouwd. Tot aan de jaren tachtig van de vorige eeuw hebben hier nog een aantal oudere dames gewoond, daarna was er geen belangstelling meer voor. De overige huisjes werden toen al verhuurd aan studenten. Ook het kantoor van het RCOAK had hier zijn intrek genomen, nadat het oude kantoor iets verderop aan de gracht in 1982 was verkocht. Begin deze eeuw is het hofje geheel gerenoveerd en is de tuin (ontworpen door de tuin- en landschapsarchitect Arend Jan van der Horst) opnieuw aangelegd. Naast het kantoor van het RCOAK vinden ook een aantal andere stichtingen, die zich inzetten voor de kwaliteit van leven van de Amsterdamse ouderen, hier onderdak.