Sint Andrieshofje

Egelantiersgracht 107-141C

Gesticht in 1613 – gebouwen van 1617
Was bestemd voor: Rooms-katholieke bejaarde vrouwen.
Huidige bestemming: Vrouwen.

Bijzonderheden: Het hofje kent geen stichtingsakte omdat roomse instellingen in die tijd verboden waren, de hele 17e eeuw bleef het hofje familiebezit.

Beschrijving hofje.
Het St. Andries hofje is het oudste van de nog bestaande hofjes in Amsterdam, uitgezonderd het Begijnhof.
Het is bij testament in 1614 gesticht door de veehouder Ivo Gerritszoon, die hiertoe nagenoeg zijn gehele vermogen had vermaakt. Om het hofje te realiseren schonk zijn neef Jan Jansz. Oly een stuk van zijn grond aan de Egelantiersgracht. Hij woonde op de Nieuwendijk in een huis van zijn schoonouders dat de naam St. Andries droeg. Waarschijnlijk is de naam van het hofje daaraan ontleend. In 1617 twee jaar nadat Jan Jansz. Oly zelf was overleden kon het hofje worden geopend. Zijn zoon Gerrit volgde hem op en enige tijd later trad ook zijn zwager mr. Trojanus de Magistris toe tot het bestuur. Deze laatste was de grootste drijfkracht in het bestuur van het hofje. In 1623 kon een kapel in gebruik worden genomen, waar tot in de jaren zestig van de vorige eeuw, de kapelaan van het Begijnhof op vrijdag de mis kwam lezen. Dat kwam zo. Trojanus de Magistris en zijn vrouw Marie Oly, beiden in 1672 overleden, hadden twee zoons en twee dochters allen ongehuwd, die met veel toewijding voor het hofje hebben gezorgd. In 1693 was Anna de Magistris de enig overgebleven regentes en deed de gehele administratie van het hofje. In 1662 had zij als begijn een eigen huisje betrokken op het Begijnhof en inmiddels had zij de rang van regerend meesteresse bereikt. In haar testament benoemde zij de meesteressen Joanna Blesen en Joanna Vissers tot haar opvolgsters. Toen zij in 1699 overleed kwam het Sint Andrieshofje dus onder het bestuur van het Begijnhof.
Tijdens een grote restauratie in de jaren tachtig van de vorige eeuw, heeft de kapel plaats moeten maken voor meer woonruimte. Voor het St. Andrieshofje gelden dezelfde regels als voor het Begijnhof. De huisjes worden door de Stichting het Begijnhof verhuurd aan weduwen en ongehuwde dames, bij voorkeur katholiek, van boven de 30 jaar.

 

 

Claes Claesz. Hofje

Eerste Egelantiersdwarsstraat 1-5 / Egelantiersstraat 18-54 / Tuinstraat 35-49

Gesticht in 1965
Was bestemd voor: zie bij Anslo´s Hofje en Zwaardvegershofje.
Huidige bestemming: Kunstenaars en studenten.

Bijzonderheden: Het complex beslaat éénderde Jordaan-blok en telt vier binnenplaatsen, onder andere die van het
voormalige Anslo´s Hofje en Zwaardvegershofje.

Beschrijving hofje.
Dat dit hofje in zijn huidige vorm tot stand is gekomen, is met name te danken aan het inzicht Geurt Brinkgreve, oprichter van Stichting Diogenes, maar misschien nog wel meer aan zijn uithoudingsvermogen.
Het begon allemaal met het pand Egelantiersstraat 52, het huis ‘met de schrijvende hand’, zo genoemd naar de gevelsteen, waar ooit de schoolmeester Wient woonde. Het huis stond te koop maar moest gerenoveerd worden. Als dit huis ‘gered’ kon worden, dan zouden in ieder geval op dit punt de saneringsplannen van de gemeente voor de Jordaan geen doorgang kunnen vinden. Het pand werd in 1955 aangekocht door Vereniging Hendrick de Keyser, met een gift van de heer Van Loon (van het Museum Van Loon). Voor de aankoop van een ander pand richtte Brinkgreve in 1960 de Stichting Diogenes op. Als tweede project liet deze stichting het oog vallen op het verlaten Anslo´s Hofje; wat Brinkgreve had gezien vanuit het huis met de schrijvende hand liet hem niet los. Dit zou een mooie plek kunnen zijn voor studenten. Een brief (1960) naar de laatst overgebleven regent bereikte deze te laat. Hij lag op zijn sterfbed en na zijn overlijden bleef het hofje onbeheerd achter. Het verzoek aan Gedeputeerde Staten om de bouwval te mogen restaureren en beheren werd afgewezen, om dat na onderzoek bleek dat er ook nog een vermogen bestond, dat overeenkomstig de wil van de stichter (1626) door zijn nakomelingen beheerd moest worden. We leven tenslotte in een rechtsstaat. Genealogisch onderzoek leverde drie nieuwe regenten op die door de kroon benoemd werden. Diogenes en de stichting Anlo´s Hofje richtten in 1965 samen de Stichting Claes Claesz. Hofje op, waarbij beide de in hun bezit zijnde panden inbrachten. Het vermogen van de Stichting Anslo´s Hofje vond een bestemming in participatie in de bouw van het bejaardentehuis Anslo- Eendracht aan de Overtoom.

In 1968 kon met de (binnen)bouw van het voormalige Anslo´s hofje worden begonnen, dat bestemd werd voor meisjesstudenten aan kunstonderwijs. Het woonhuis en de poort aan de Egelantiersstraat zijn gereconstrueerd aan de hand van een oude tekening. Wethouder Polak reikte in 1969 de eerste sleutel uit. Meer panden werden successievelijk aangekocht, waaronder het pand waar het allemaal mee begonnen was, het huis met de gevelsteen ‘de schrijvende hand’ dat de Vereniging Hendrik de Keyser wel aan de nieuwe stichting wilde overdoen. In de jaren daarop tot 1973 volgde herbouw en renovatie van de overige panden. De Stichting Diogenes heeft het beheer over de woningen, die worden verhuurd aan kunstenaars en studenten van kunstacademies.

Hofje De Zeven Keurvorsten

Tuinstraat 197-233 

Gesticht omstreeks 1645 – gebouwen van 1724
Was bestemd voor: Rooms-katholieke vrouwen boven de 50 jaar.
Huidige bestemming: Vrouwen boven de 50 jaar met een laag inkomen.

Bijzonderheden: Het hofje heeft drie gevelstenen, een boven de toegangspoort, een op de binnenplaats en een bij de ingang van de kapel.

Beschrijving hofje:

We weten niet hoe oud dit hofje is, want zover bekend is er geen stichtingsakte. Ouder dan 1641 kan het niet zijn want op 10 juni van dat jaar kocht Cornelis Martszoon Pronck het terrein voor 2600 gulden. Toen hij in 1645 overleed, kreeg het R.C. Oude Armenkantoor 1200 gulden van saliger Corns. Martsz. Pronck syn soon, zodat het niet onwaarschijnlijk is dat Cornelis Martszoon geen testament heeft laten maken, en dat zijn zoon in 1645 de stichter is geweest. Over de herkomst van de naam de Zeven Keurvorsten weten we nog minder. Er wordt beweerd dat waar nu de kapel is, eens een koetshuis stond; daar heeft op een keer het rijtuig van één van de zeven Duitse keurvorsten gestaan (vóór 1692 waren het er zeven, daarna acht). Maar dit verhaal is niet erg overtuigend.

Een andere overgeleverde verklaring lijkt betrouwbaarder: zoals gebruikelijk heette het hofje naar de stichter, in dit huis dus ‘Het Pronckhofje’. Dat klinkt een beetje raar, en de Amsterdamse bevolking zal er de nodige grappen over hebben gemaakt, ook al omdat hofjesstichters hun liefdadigheid benadrukten met schreeuwerige gevelstenen en onbescheiden versjes. Het hofje telde oorspronkelijk zeven kleine huisjes; aanleiding genoeg voor de bekende Amsterdamse volksmond om de volgende schampere opmerkingen te maken; ‘is me dat een Pronkhof!, het lijken wel zeven paleizen, de paleizen van de zeven keurvorsten!’ en waarschijnlijk zullen de bewoonsters het wel geinig hebben gevonden.

In 1724 is tevergeefs geprobeerd de naam Alida’s Hofje ingang te doen vinden, getuige de gevelsteen op de huisjes tegenover de ingang die toen zijn gebouwd. De groot gedrukte letters in de laatste drie regels, vormen als Romeinse cijfers het jaartal 1724.

Een steen in de gevel boven de toegangspoort herinnert aan de bouw van een nieuwe vleugel in 1775.

Op de eerste verdieping kwam een kapelletje. Daar bevond zich tussen twee gedraaide zuilen van kostbaar groen marmer een altaarpaneel, dat ook een luik was dat toegang gaf tot de bedstee van één van de bewoonsters: de vluchtweg voor een priester. Toch hoeven we hierbij niet aan geheime missen te denken omdat, zeker in 1775, schuilkerken toegestaan waren mits er van de straatkant af niets te merken was.

Het hofje is beroemd geworden door een 15e eeuws schilderij van een onbekende kunstenaar. Kunsthistorici noemen hem de ‘de Meester van de Zeven Keurvorsten’. Het paneel, dat de dood van Maria uitbeeldt, is in 1940 voor 80.000 gulden aan het Rijksmuseum verkocht. De regenten hebben het geld belegd en gebruikten het voor de restauratie. Het hofje is nog steeds in eigendom en beheer van de oorspronkelijke stichting.

Sinds 2009 beheer Ymere.

 

Regenboogs-Liefdehofje

Tuinstraat 100-102

Gesticht in 1806 – gebouwen van 1884
Was bestemd voor Rooms-katholieke bejaarden.
Huidige bestemming: Muziekstudenten.

Bijzonderheden: gevelsteen boven de ingang.

Beschrijving hofje:
De bankier Joannes Baptista van Aerde bezat hier omstreeks 1800 een aantal inpandige huisjes. Op 1 mei 1806, na zijn overlijden, werden de huisjes een hofje. De kapel was ondergebracht in perceel 110. Met de opbrengsten van een huis aan de Herengracht en een in de Kalverstraat, moest het hofje worden onderhouden. Het was bestemd voor oude mannen en vrouwen, gehuwd en zonder kinderen dan wel ongehuwd en van de Rooms Katholieke godsdienst, die hier vrij woonden. In 1850 woonden er 43 personen.
In 1884 vond uitbreiding plaats door nieuwbouw. Het front is in namaak oud-Hollandse stijl: twee trapgeveltjes, waarachter de woonvleugels en daartussen, ter breedte van de plaats, een muur met poortingang. Dit nieuwe hofje besloeg de huisnummers 100-108 en in 1930 bevatte het oude en het nieuwe hofje samen nog 42, meest één-kamerwoningen. Na WO II raakte het hofje in verval en werd successievelijk opgeheven, evenals de kapel. In 1979 werd door de toenmalige regenten besloten, de kamers die leegkwamen aan jongeren te verhuren. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw, is het korte tijd in handen geweest van een bewonersgroep, die het hofje had gekocht, maar uiteindelijk niet in staat bleek het financieel te beheren. In 1985 is het aangekocht door de Stichting Jan Pietersz. Huis, die de inmiddels opgeknapte woningen verhuurt aan muziekstudenten.

Concordiahofje Noord

Westerstraat 221-289

Gesticht in 1864
Was bestemd voor: Arbeiders gezinnen.
Huidige bestemming: Normale huurwoningen.

Bijzonderheden: Filantropische woningbouw, architect P.J. Hamer

Beschrijving hofje:
Dit hofje behoort evenals het Constantiahofje, Concordiahofje Zuid en het Hof van Parijs tot de zogenoemde filantropische woningbouw. Het werd gebouwd in opdracht van Bouwmaatschappij ‘Concordia’, opgericht in 1864 uit de particuliere bezittingen van Mr. H.S. van Lennep en C.P. van Eeghen. Van Lennep had daartoe in de voorliggende jaren percelen opgekocht in en om de Westerstraat, zoals Van Lennep dat had gedaan in de Elandsstraat. Daarnaast waren Van Eeghen zowel als Van Lennep, nauw betrokken bij de ‘Vereeniging ten behoeve van de Arbeidersklasse’.
In 1917 is dit hofje, met alle ernaast en erachter gebouwde woningen van Bouwmaatschappij Concordia, overgenomen door de gemeente en het geheel staat sinds 1973 op de monumentenlijst.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de woningen in het kader van de stadsvernieuwing gerenoveerd. Ze worden nu verhuurd door het in 1993 geprivatiseerde (voormalig Gemeentelijk) Woningbedrijf Amsterdam, dat sinds 2004 Ymere Wonen heet.

 

Broenshofje

Boomstraat 52

Gesticht in 1851
Was bestemd voor: Protestantse alleenstaande vrouwen.
Huidige bestemming: Particulier eigenaar /bewoner.

Beschrijving hofje.
Dit hofje dateert van 1851 en is gesticht door mejuffrouw A.C. Broen. Het was bestemd voor zes Protestantse alleenstaande vrouwen die hier vrij woonden. Bij testamentaire beschikking in 1873 schonk zij dit hofje benevens een kapitaal aan de Vereniging tot ondersteuning van Minvermogenden, welke in 1878 het pand ernaast (54-56) lieten bouwen. Uit de rente van het kapitaal ontvingen de bewoonsters een uitkering, vrij brandstof, en met Pasen, Kerstmis en Sinterklaas en feestpakket. Het hofje beschikt over een klein binnenplaatsje, gelegen achter het naastgelegen pand. In 1995 is het hofje verkocht aan particulieren en geheel gerestaureerd, waaraan herinnerd wordt in een steen naast de deur. Boven de deur is nog steeds Broenshofje te lezen. Het huis staat inmiddels op de Monumentenlijst.

Begijnhof

Spui 34-104 t/m 114

 

                               Het Begijntje

Gesticht vóór 1307
Was bestemd voor: Begijnen.
Huidige bestemming: Vrouwen.

Bijzonderheden: het oudste en grootste hofje van Amsterdam.

Het Begijnhof is het oudste en het grootste hofje van Amsterdam. Het bevat twee kerken, de Engelse Kerk en De Mirakel- of Begijnhofkapel. Onder de huisjes die het hofje vormen bevindt zich het ‘Houten Huys’. Dit stamt uit het midden van de vijftiende eeuw en is in 1888 bij de ‘restauratie’ verbouwd in de vorm zoals vroeger gebouwd werd. Samen met een houten huis op de  Zeedijk nr.1 behoort het tot de oudste huizen van Amsterdam. De geschiedenis van de begijnen begint rond 1150 toen vrouwen begonnen met een religieus leven, buiten alle ordeverband om. Zij hielden zich bezig met ziekenzorg en legden geen belofte af. De naam Begijnen is van een later datum, de oorsprong van de naam is nog steeds onduidelijk. Op het Begijnhof in Amsterdam beschikte iedere Begijn over een eigen woninkje of woonruimte waar ze haar eigen huishouden bestierde. Zij waren voor de stad van onschatbare waarde bij de verzorging van zieken in hun eigen woning en allerlei andere vormen van maatschappelijke hulpverlening. Door sommige Begijnen werd ook onderwijs gegeven aan kinderen die zij in de kost hadden en tot laat in de negentiende eeuw is er zelfs een soort schooltje geweest in een van de huisjes. Vrouwen konden als jong meisje toetreden tot het Begijnhof maar ook op latere leeftijd, bijvoorbeeld als zij weduwe waren geworden. Omgekeerd waren zij ook vrij om het hof weer verlaten, bijvoorbeeld om te trouwen. De Begijnen kwamen vaak uit gegoede en invloedrijke families. In 1950 woonden er nog tien Begijnen in huis ‘Bethanie’ en vormden tezamen ‘het Convent der Begijnen’ ook wel ‘Klooster van de Zusters van het Sacrement’ genoemd. Eind jaren zestig  verhuisden de drie overgebleven Begijnen naar het souterrain. Nadat in 1971 het laatste Begijntje was overleden, is in 1974 als eerbetoon aan alle Begijntjes een bronzen beeld van een Begijn geplaatst, in het kleine binnenhof nabij de ingang aan het Spui. In 1956 werd het Begijnhof officieel ondergebracht in een stichting. Na een omvangrijke restauratie in 1987 van het gehele hof, bestaat het nu uit 106 HAT woningen. Deze worden door de Stichting het Begijnhof verhuurd aan weduwen en ongehuwde dames, bij voorkeur katholiek, van boven de 30 jaar.

Bossche Hofje

 

Palmgracht 20-26


Gesticht in 1648
Was bestemd voor: Acht doopsgezinde bejaarde vrouwen.
Huidige bestemming: Vier vrouwen.

Bijzonderheden: een plaquette in de muur herinnert aan de overdracht:
Op 15 mei 1997 door regenten van de
Stichting Arent Dirksz. Bosch Hofje
Mw. M.A.C.C. van Marken en
Mw. E.C. Gelderman
De panden Palmgracht 20-26 voor blijvend
Behoud overgedragen aan Vereniging Hendrick de Keyser.

Het Bossche Hofje werd omstreeks 1648 gesticht door de doopsgezinde koopman Arend Dirckszoon Bosch. Het  bestond uit een viertal huisjes, elk met een bovenkamer, zodat het acht woningen had. De oude behoeftige bewoners genoten alleen vrije woning. De huisjes die na WO II onbewoonbaar verklaard waren, zijn in 1952-’53 gerestaureerd en bewoonbaar gemaakt voor vier dames. De deuren hebben geen brievenbussen omdat die er oorspronkelijk niet inzaten; daarom hangen er aan de muur kastjes die er oorspronkelijk niet hingen. Er zijn twee boven- en twee benedenwoningen, welke laatste geen toegang meer hebben tot de zolder. In de kozijnen zitten ramen met een 18e eeuwse roede verdeling.

In 1997 is het hofje overgedragen aan de Vereniging Hendrick de Keyser, en is de stichting opgeheven. Er wonen nog steeds vier vrouwen en voor zover bekend is het niet toegankelijk voor mannen, er zijn echter geen leeftijdscriteria meer. Er is geen conciërge en er is geen reglement meer, maar er zijn wel een paar regels waar de bewoonsters zich aan moeten houden, zoals het sluiten van de poort ´s avonds en het bijhouden van de tuin. De grond waarop het Bossche Hofje staat, is op dezelfde dag in 1648 aangekocht als die van het Raepenhofje. In vroeger jaren was er nog een duidelijke scheiding, maar tegenwoordig delen zij een gezamenlijke tuin.

 

Constantiahofje

Willemsstraat 149-165

Gesticht in 1863/64
Was bestemd voor: Oudere werklieden.
Huidige bestemming: Normale huurwoningen.

Bijzonderheden: Filantropische woningbouw, architect P.J. Hamer

Beschrijving hofje:
Dit hofje behoort evenals het Concordiahofje Noord, Concordiahofje Zuid en het Hof van Parijs tot de zogenoemde filantropische woningbouw. Het was bestemd voor oudere werklieden die hier gratis woonden.
Het werd gebouwd in opdracht van de Stichting voor den Ambachtsstand-Constantiawoningen, in 1863 opgericht door Josua van Eik, die daartoe percelen had opgekocht en laten afbreken. Van Eik was tevens voorzitter van de ‘Vereeniging ten behoeve van de Arbeidersklasse’ (VA), opgericht in 1852 met als doel het bouwen van betere woonvoorzieningen voor arbeiders. Ook deze eerste woningbouwvereniging, kocht vanaf 1854 perceeltjes en erven, om er mettertijd hele woonblokken voor in de plaats te bouwen.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de woningen van Constantia en de VA overgegaan naar de gemeente en in het kader van de stadsvernieuwing gerenoveerd. Ze worden nu verhuurd door het in 1993 geprivatiseerde (voormalig Gemeentelijk) Woningbedrijf Amsterdam, dat sinds 2004 Ymere Wonen heet.

______||_______

De Willemsstraat ontstond pas na de demping van de Goudsbloemgracht in 1875, mede op instigatie van de VA en genoemd naar haar beschermheer Koning Willem III. De Goudsbloemgracht ook wel Fransche Pad genoemd, was voordien niet veel meer dan een stinkend slootje, met aan weerszijden een modderig pad.

Raepenhofje

Palmgracht 28-38

Gesticht in 1648
Was bestemd voor: Twaalf protestantse vrouwen boven de 60 jaar.
Huidige bestemming: Vrouwelijke studenten.

Bijzonderheden: sluitsteen met de letters P.A. en een raap in de voorgevel.

Beschrijving hofje:
Het Raepenhofje werd in 1648 gesticht door Pieter Adriaanszoon Raep, uit de erfenis van zijn vader. Van de huuropbrengst van het huis naast Krasnapolsky, in opdracht van zijn vader in 1632 gebouwd, zou jaarlijks tweehonderd gulden voor het onderhoud van het hofje bestemd zijn. Raep was gedurende 24 jaar Thesaurier Extraordinaris van de stad. Boven de poort bevindt zich een gevelsteen, een raap voorstellende, waaronder de letters P.A. Daarboven vinden we nog een steen met het wapen van de stichter en het jaartal 1648. Vondel maakte een gelegenheidsgedichtje:

Peter Raep, de Tresaurier
Bouwde uit mededogen hier
’t Weduwen- en Weezenhof;
Men gebruik’ het tot godts lof.

En in het voorportaal staat de tekst: Salig syn de Vreedsame, want sy sullen Godts kinderen genaamt worden.
In 1765 bestond het hofje uit twaalf woningen. Zes huisjes waarboven zes kamers, alleen bewoond door vrouwen, die ieder behalve vrije woning, jaarlijks vijfentwintig manden turf genoten. Reeds twee eeuwen lang staat er een letter L op de deurkozijnen geschilderd, ten teken dat de bewoonsters lidmaten van de gereformeerde kerk waren.
Anna Raep, de zuster van de stichter en diens enige erfgename, was door hem aangewezen om samen met haar schoonzoon Frederik Symonsz. van Huysen, het Raepenhofje te beheren. Via haar dochters en aanhuwelijking kwam het regentschap in 1697 aan Anthony Bruyningh en vervolgens van vader op zoon. Toen de laatste mannelijke telg uit het geslacht Bruyningh overleden was, traden diens twee zusters als regentessen op. Via een dochter van Catharina Francina Bruyningh, een van hen, kwam het beheer in handen van H. J. Heshuysen. de oom van de huidige regent G. Heshuysen, die zijn zoon benoemde tot mederegent. Het is te danken aan voornoemde H. J. Heshuysen dat er in 1905 een regentenkamer is gekomen, waarvoor een kamer aan de straatzijde werd opgeofferd. In 1957 is het hofje met een subsidie van Gemeente, Rijk en Provincie gerestaureerd en zijn keukentjes aangebracht en WC´s, die daarvoor buiten waren. Zo ongeveer vermeldt Alings het in 1965 en op dat moment genoten de bewoonsters nog steeds vrij wonen en water. Eind jaren zeventig woonden er al werkende vrouwen, maar moesten zij nog wel protestant zijn. En er was nog een heg die de tuin met het Bossche Hofje scheidde.

Heden ten dage wordt het hofje nog steeds beheerd door nazaten van voornoemde regenten. De negen wooneenheden worden verhuurd aan vrouwelijke studenten die er mogen blijven wonen na hun studie, maar weg moeten als zij willen samenwonen. Twee van hen zijn opzichteressen en onderhouden de contacten met het bestuur. Ook bewaren zij de brieven die kandidaat bewoonsters moeten schrijven als zij in aanmerking willen komen om er te wonen. Wanneer er iemand weggaat doen zij een voorstel aan het bestuur, dat uiteindelijk beslist. ´s Nachts gaat de poort op slot en de tuin wordt samen met de bewoonsters van het Bossche Hofje onderhouden. Verder zijn er geen regels meer, behalve dat je moet passen op het hofje.