P. W. Janssenhof

Da Costastraat 44-58

      Standbeeld PW. Jansen Bellamyplein.

Gesticht in 1894
Was bestemd voor: Gezinnen en alleenstaanden met kinderen van alle gezindten.
Huidige bestemming: Alleenstaanden boven de 55 jaar.

Bijzonderheden: Filantropische woningbouw, architect P.J. Hamer.

Beschrijving hofje:
Dit hofje is gesticht door de filantroop Peter Wilhelm Janssen, die het echter niet zijn naam gaf, daar was hij de man niet naar. Hij noemde het Nederlandsch – Duitsche Stichting, hetgeen nog steeds te lezen valt in een steen boven de ingang van het beheerdershuis, waarbinnen zich ook de regentenkamer bevindt. Janssen werd in 1821 in Duitsland geboren, op het Oostfriese waddeneiland Wangeroog. Op 15 jarige leeftijd ging hij in de leer bij een handelshuis in Bremen, waar hij de weg leerde kennen in de wereld van graan en tabak. Toen hij 21 was vertrok hij naar Amsterdam, waar hij meer mogelijkheden zag voor zijn ambities. Hij trad in dienst bij de Firma Lavino en na vijf jaar begon hij voor zichzelf. Hij trouwde met de Amsterdamse Folmina Peters, kocht een huis aan de Herengracht en verwierf in 1865 de Nederlandse nationaliteit. In 1867 kwam hij in contact met de koopman Jacob Nienhuys, die zijn interesse wist te wekken voor de handel in tabak vanuit Oost Sumatra. Nog in datzelfde jaar werd de Delimaatschappij opgericht, met Nienhuys en administrateur Cremer in Indië en Janssen als directeur en grootste aandeelhouder in Amsterdam. De Delimaatschappij groeide uit tot een van de rijkste ondernemingen in Indië, en Amsterdam werd wereldmarkt voor tabak. Janssen zou er schatrijk mee worden.

Nadat Janssen de grond had gekocht en architect Hamer een ontwerp had gemaakt, nodigde hij vijf Amsterdamse notabelen uit om zitting te nemen in het bestuur. Daaronder zijn twee vrienden J. F. L. Blankenberg van het genootschap ‘Liefdadigheid naar vermogen’ en J. B. Westenberger van de ‘Deutsche Hülfsverein zu Amsterdam’, die tevens een belangrijke rol zouden spelen bij het selecteren van Nederlandse- en Duitse kandidaten. Kandidaten moesten minstens 10 jaar in Amsterdam wonen, aantoonbaar in behoeftige omstandigheden verkeren, maar niettemin over enig inkomen beschikken. Voor de Duitse kandidaten gold hetzelfde, alleen moesten zij van oorsprong uit Duitsland afkomstig zijn. Op 15 oktober 1895 werd het hofje feestelijk geopend met een bijeenkomst voor genodigden in de regentenkamer. De week daarop was uitgetrokken om geïnteresseerden uit politieke-, kerkelijke-, bestuurlijke- en liefdadigheidsorganisaties, rond te leiden in het hofje en daar werd druk gebruik van gemaakt. En op 22 oktober konden de eerste bewoners het hofje in gebruik nemen. Tien huizen bestaande uit 56 woningen, waarvan 8 twee- en 48 eenkamerwoningen, boden gratis onderdak aan 91 bewoners. De beheerder, een timmerman was al eerder geïnstalleerd. Naast het verrichten van onderhoudswerkzaamheden, moest hij toezien op het naleven van het Huishoudelijk Reglement, dat door iedere bewoner gelezen en ondertekend moest worden.
Naast het hofje waren vier woonhuizen gebouwd, waarvan de huuropbrengst de kosten van het hofje zou moeten dekken. Toen dit onvoldoende bleek te zijn, liet Janssen aan de overkant samen met Pijnakker nog een rijtje huizen bouwen, waarvan de huuropbrengst ten goede kwam aan de stichting. Hij wilde de bewoners ook op langere termijn, verzekeren van gratis wonen. In 1947 werden de statuten gewijzigd, de Duitse afdeling werd opgeheven en het hofje zou voortaan Nederlandse Woning Stichting heten. In de jaren zeventig voldeed het hofje niet meer aan de eisen van de tijd. Na een ingrijpende verbouwing, waarbij ook de huurhuizen bij het hofje betrokken werden, bestond het uit 48 tweekamerwoningen. Ondanks de invoering van huur en een subsidie raakte de stichting in financiële problemen en een faillissement dreigde. In 1991 werd het hofje met schuldenlast overgenomen door de Algemene Woningbouw Vereniging. Hierbij werd de naam van het hofje wederom veranderd, dit keer in de naam van de stichter. De AWV verhuurt de woningen aan alleenstaande mannen en vrouwen boven de 55 jaar met een laag inkomen. De stichting is in 1979 opgeheven.

P.W. Janssen was een sociaal bewogen man. Al voor hij dit hofje stichtte had hij op verschillende plaatsen in het land woningen, tehuizen, opleidingen, een sanatorium en nog veel meer gerealiseerd. Daarnaast gaf hij grote bedragen aan initiatieven van anderen zoals ‘Ons Huis’ in de Rozenstraat, altijd gericht op de nood van de minstbedeelden. Na zijn dood in 1903 werd er een comité opgericht om zijn nagedachtenis levend te houden. Grote bedragen kwamen uit de zaken- en liefdadigheidswereld, maar ook uit al die plaatsen waar hij iets had nagelaten, kwamen zakjes met centen, dubbeltjes en kwartjes. Met toestemming van de gemeente werd op het Bellamyplein een plantsoen ingericht, waar ouderen even rust kunnen vinden. En op zijn verjaardag 8 juli 1907 werd een bescheiden borstbeeld onthuld. Het staat er nog steeds.

Huizen De Vogel

Kerkstraat 316-320

Gesticht in 1794
Was bestemd voor: Echtparen
Huidige bestemming: Normale huurhuizen.

Beschrijving hofje:
De huizen De Vogel zijn evenals de woningen De Lely in de Bloemstraat, afkomstig uit een erflating van L.T. Vogel, aan de Verenigde Doopsgezinde Gemeente. De negen woningen waren bestemd voor even zovele echtparen, lidmaten van de Doopsgezinde Gemeente, van boven de 60 jaar. Zij genoten hier vrij wonen. De drie huisjes bestonden oorspronkelijk uit een kelderwoning een verhoogde verdieping en een 1e etage, totaal negen woningen. Omdat in het testament stond dat het ten eeuwigen dage negen woningen moest bevatten, heeft de Diaconie in 1928 de zolder bewoonbaar gemaakt, nadat de kelders tot werk- bergplaats waren onttrokken aan bewoning. Vroeger stond het onder beheer van het College van Regenten, maar dat is in 1965 opgeheven. Tegenwoordig worden de woningen door de Diaconie gewoon verhuurd.

Hugo de Groothof

Eerste Hugo de Grootstraat 13

Gesticht in 1882
Was bestemd voor: Weduwen met kinderen.
Huidige bestemming: Normale huurwoningen.

Bijzonderheden: gevelsteen die herinnert aan de oorspronkelijke naam Weduwenhof.

Beschrijving hofje:
In 1881 kocht de Diaconie van de Nederduitsch Hervormde Gemeente te Amsterdam een stuk grond dat toen nog buiten de Raampoort lag, een door de gemeente Amsterdam nieuw te ontwikkelen gebied. De straat zou Eerste Hugo de Grootstraat gaan heten en terzijde Van Oldebarneveldtstraat. Hier moest een Weduwenhof verreizen dat plaats zou bieden aan 40 vrouwen en 100 kinderen. Met twee winkellokalen en een bewaarplaats voor de kinderen van 3 tot 6 jaar, naar het ontwerp van architect W. Langhout. Bij de eerste inschrijving werd er echter geen aannemer gevonden die het voor het beschikbare bedrag wilde uitvoeren. In de tussentijd gingen er stemmen op dat er ook een school bij zou moeten komen. Aangezien dit de kosten nog verder zou opvoeren, zoals aankoop van extra grond, hogere bouwkosten en het aanstellen van een onderwijzer, werd dit plan uiteindelijk afgewezen. Een nieuwe inschrijving onder aannemers had dit keer wel succes en op 14 maart 1882 ging de eerste paal de grond in. Nog geen maand later op 11 april, werd de eerste steen gelegd door N. J. van Limmik jr., voorzitter van de vergadering van Diaken.
Op 16 januari 1883 werd het eerste bestuur van de Weduwenstichting benoemd. Een voorstel tot kosteloze bewoning van dit bestuur haalde het niet, wel het voorstel om de twee winkelhuizen te vervangen door vier woningen. Op 15 mei 1883 vond de oplevering plaats. Er werd een echtpaar aangesteld, waarvan de man tot huismeester werd benoemd en de vrouw als hoofd van de kinderbewaarplaats. Kort daarop konden de eerste bewoonsters hun intrek nemen. Om voor plaatsing in aanmerking te komen moesten de vrouwen minstens drie jaar lid zijn van de N.H. Gemeente, het bestuur besliste over de plaatsing. De bewoonsters werden geacht zich aan een aantal ‘voorwaarden en bepalingen’ te houden. De huismeester moest hierop toezien en overtredingen melden aan het bestuur, dat eens per maand bijeen kwam in de bestuurskamer. Om elf uur ging het licht uit en de poort op slot, bezoek was na die tijd niet toegestaan. Wie later thuis wilde komen moest daarvoor speciaal toestemming vragen. Ook werden de vrouwen verplicht deel te nemen aan de wekelijkse bijbellezingen en hun kinderen naar een Christelijke school te sturen. Het is wel eens gebeurd dat een vrouw door het bestuur is verwijderd, bij herhaaldelijk overtreden van een van deze regels. Anderzijds bood het bestuur zowel financieel als materieel, regelmatig bijstand in geval van nood, en werd er veel inspanning verricht om voor de vrouwen werk te vinden of te creëren.
Na de Tweede Wereldoorlog woonden er al vrijwel geen kinderen meer op het Weduwenhof. De bewoonsters die bleven werden ouder en de tijden veranderden. Ondanks een aantal verbeteringen in de loop der jaren, voldeed het hofje in de jaren zeventig niet meer aan de geldende eisen. In 1979 werd een plan opgesteld voor renovatie, dat door de bewoonsters werd goedgekeurd. De indeling werd drastisch gewijzigd, waardoor iedere woning nu beschikt over twee kamers een keuken en natte cel. De laatste weduwe was al vertrokken toen in 1982 het 100 jarig bestaan werd gevierd in het geheel vernieuwde Weduwenhof, inmiddels omgedoopt tot Hugo de Groothof.
In 1980 is het bestuur opgeheven en is een Bewonersraad gevormd, waarin nu alle zaken betreffende het hofje worden besproken. Tegelijkertijd werd ook de functie van huismeester afgeschaft, maar deze is inmiddels weer in ere hersteld. Drie woningen worden verhuurd aan de Stichting Exodus en één woning is bestemd voor een diaconale stage. De overige woningen worden door de Diaconie gewoon verhuurd, er zijn geen speciale voorwaarden meer.

 

Holthuysenhofje

Oosterpark 6

Gesticht in 1897
Was bestemd voor: N.H vrouwen van boven de 60 jaar.
Huidige bestemming: Studenten en jongeren met een laag inkomen.

Bijzonderheden: gevelsteen onder dakrand met de naam van de stichtster.

Beschrijving hofje:
Dit hofje heette oorspronkelijk Gesticht van Sandrina Louise Geertuida Holthuysen, hetgeen nog te lezen valt op een gevelsteen onder de dakrand. Het is bij testament gesticht door de weduwe Willet-Holthuysen, meer bekend van het Museum Willet-Holthuysen, waartoe zij en haar echtgenoot Abraham Willet, hun woonhuis aan de Herengracht 605 na hun beider dood bestemden. Bij haar dood in 1895 liet mevrouw Holthuysen de Diaconie der Ned. Herv. Gemeente een huis na, om te bestemmen voor 14 bejaarde vrouwen die hier om niets zouden kunnen wonen. Het betreffende huis gelegen aan de Amstelstraat 22, bleek voor dit doel te klein en door ruiling verwierf de Diaconie een stuk grond aan het Oosterpark, waarop het hofje werd gebouwd. Het was bestemd voor veertien bejaarde Nederlands Hervormde weduwen of ongehuwde vrouwen van boven de 60 jaar. Iedere bewoonster had de beschikking over een kamer en een keuken. Naast vrij wonen kregen de bewoonsters een maandelijkse uitkering, gefinancierd uit de rente van een apart fonds. In de tijd van Alings (1965) woonden hier nog 23 vrouwen die vrij wonen genoten, de maandelijkse uitkering was inmiddels afgeschaft.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw voldeed het hofje niet meer aan de doelstelling en liep langzaam leeg. In die periode is het een tijdlang gekraakt geweest. In 1987 is het verkocht aan Woningstichting De Key en verbouwd tot 19 Hat-eenheden en 2 tweekamerwoningen, waarna een deel van de krakers en studenten is teruggekeerd. Een lange gang aan weerszijden van het trappenhuis, geeft toegang tot de woningen, die uitzien op de straat dan wel op de tuin. De vroegere stichting die alleen nog in naam bestond, is overgegaan in de Bewonersvereniging Stichting Holthuysenhofje, die verantwoordelijk is voor de toewijzing. Een van de leden is gekozen tot contactpersoon en voert de onderhandelingen met De Key. Het hofje wordt verhuurd aan studenten en jongeren met een laag inkomen.

Hofje de Kalverengang

Prinsengracht 511-523

Gesticht Eind 19e eeuw
Was bestemd voor: RK bejaarde vrouwen.
Huidige bestemming: Woningen en kantoorgebouwen.

Bijzonderheden: herkomst naam.

Beschrijving hofje:

De gang waaraan dit hofje lag en naar werd vernoemd is al heel oud. De naam heeft weinig te maken met kalveren maar gaat terug tot Kalvaarsgang en Kalkvaersgang. Toen Hendrick Jansz. Admirael op 24 september 1624 het huis Prinsengracht 525 op de hoek van de steeg kocht, was hij ‘vaer van de kalcdragers’. In de 17e en 18e eeuw was er maar één vader of opziener van de kalkmeters en –dragers (metselaars en leveranciers van kalk en stenen). Of er in de dertien huisjes die de steeg oorspronkelijk telde, ook kalkmeters- of dragers hebben gewoond is niet bekend.

Bezijden en in het verlengde van de Kalverengang ligt Keizersgracht 384-390. Daar liet Samuel Coster in 1617 de eerste Hollandse Schouwburg bouwen, een houten gebouw dat uitstak boven de huizen aan de gracht. Na vijf jaar had hij blijkbaar genoeg van de niet aflatende kritiek van de gereformeerde dominees en verkocht hij zijn gebouw met de hele inventaris aan het Weeshuis, dat de winstgevende exploitatie van het toneelbedrijf op zich nam. Samen met het Oude Mannenhuis liet het weeshuis een stenen schouwburg bouwen naar een ontwerp van Jacob van Campen, met een zandstenen toegangspoort. Op 3 januari 1638 vond de openingspremière plaats met de Gijbreght van Joost van den Vondel. In 1664 werd er nog meer grond bijgekocht en nu kon een nog grotere schouwburg worden gebouwd, die in 1665 werd geopend. Deze schouwburg brandde af op 11 mei 1772, alleen de stenen poort bleef in tact. Het erf van de schouwburg werd op 17 augustus 1772 geveild en voor fl. 27.500 verworven door het RCOAK dat hier zijn hoofdvestiging stichtte. In de loop der tijd was dit uitgegroeid tot een complex dat doorliep tot Prinsengracht 495-252, dus inclusief de Kalverengang. De hofjeshuizen waren aan het eind van de 19e eeuw, gedeeltelijk tegen de muur van de oude schouwburg aangebouwd.
Het hofje biedt huisvesting aan alleenstaande vrouwen, tegen een verminderde huurprijs. Voorwaarden voor plaatsing: Rooms-Katholiek, leeftijd tussen de 50 en 65 jaren en enige tijd in Amsterdam woonachtig. Plaats voor 28 vrouwen. Zo werd het nog vermeld in de Gids voor de Maatschappelijk werker uit 1964.
Uit een interne notitie van het RCOAK van januari 1974 blijkt dat er op dat moment nog maar twee dames woonden, de overige 26 dames hadden elders een onderkomen gevonden of waren verhuisd naar het Lindenhofje. Reden daarvoor was een grootscheepse restauratie van het gehele complex, die eind jaren zestig in gang is gezet, en meer dan tien jaar in beslag heeft genomen. Als eerste kwam in het voorste deel van Keizersgracht 384 het kantoor van het RCOAK gereed, dat op 5 mei 1973 met het 200 jarig bestaan feestelijk werd geopend. Lang heeft het kantoor er echter niet gezeten. In 1982 heeft het zijn intrek genomen in het eveneens aan de Keizersgracht gelegen Claesz. Reiniershofje. Het gebouw met de karakteristieke zandstenen toegangspoort is sindsdien een hotel. De overige gebouwen en huizen hebben andere bestemmingen gekregen.
Vanwege veranderde normen was het niet meer toegestaan de hofjeshuizen voor bewoning te bestemmen, alhoewel dat oorspronkelijk wel in de bedoeling lag. Hier werd toen het architectenbureau van Gerard Prins gevestigd, die de restauratie had geleid.

Hofje van Brienen

Prinsengracht 89-133

Gesticht in 1804
Was bestemd voor: R.K. Oudere echtparen, mannen en vrouwen.
Huidige bestemming: Echtparen, vrouwen en mannen boven de 45 jaar.

Bijzonderheden: grote klok aan de Prinsengrachtzijde.

Beschrijving hofje:
De geschiedenis van dit hofje begint al in 1797, wanneer Arnaut van Brienen een naast elkaar gelegen woonhuis, pakhuis en bierbrouwerij genaamd “De Star” koopt, om deze vervolgens af te breken en er een hofje te bouwen. De naam van de vroegere bierbrouwerij komt terug in de naam die hij aan het hofje geeft: Van Brienen´s Gesticht Hofje “De Star”. Van Brienen had de Amsterdamse stadsarchitect Abraham van der Hart, bekend van het Maagdenhuis en het Werkhuis, aangetrokken om het hofje te bouwen. Door tijdsomstandigheden liep de bouw echter een aantal jaren vertraging op. De eerste steenlegging door zijn kleindochter op 26 april 1804 heeft Van Brienen nog net meegemaakt, want in december van datzelfde jaar is hij overleden. Zijn vrouw Sophia Maria van Half-Wassenaer, was twee jaar daarvoor in 1802 overleden. Hun enige zoon Willem Joseph van Brienen, een van de burgemeesters van Amsterdam, overtuigd van de bedoelingen van zijn ouders, heeft zorggedragen voor de voltooiing van het hofje. Hij stelde ook het reglement op en was gedurende dertig jaar als enige regent van het hofje.
In 1806 kon het hofje in gebruik worden genomen. Het was bestemd voor 20 RK oudere echtparen en 6 mannen. Alleen beneden waren woningen, de bovenverdiepingen werden verhuurd als graanzolders. Van de huuropbrengst moest het hofje worden onderhouden. Wanneer er na aftrek van onderhoud nog middelen beschikbaar waren, kregen de bewoners een uitkering in natura, zoals turf, brood, boter, kaas en aardappelen. In 1886 zijn de graanzolders, die in onbruik waren geraakt, verbouwd tot zes twee- en twee tweepersoonskamers. In de middengebouw aan de grachtzijde met de dubbele trap, is de regentenkamer en een kapel, beneden met ingang aan de binnenzijde van het hof, woonde de directrice.
In de tijd van Alings (1965) woonden er op het hof 30 vrouwen en 4 echtparen. Er waren een aantal woningen samengevoegd tot tweekamerwoningen. En ook het strenge reglement was sinds 1952 aangepast, de deuren gingen ´s avonds nog wel op slot, maar iedere bewoner had nu een eigen sleutel. Ook moest toen al een kleine bijdrage geleverd worden aan de huurkosten. In de jaren tachtig van de vorige eeuw, voldeed het hofje niet meer aan de normen van die tijd, met name de sanitaire voorzieningen waren gebrekkig. De stichting die niet over de middelen beschikte om het hofje te renoveren, besloot tot verkoop. In de katholieke Woningbouwvereniging Het Oosten vond het een gepaste koper, omdat deze zich richt op het bieden van huisvesting voor mensen met een laag inkomen. Het Oosten financierde en leidde de renovatie, waarbij het aantal woningen werd teruggebracht tot 26 meest twee- en een aantal driekamerwoningen, met keuken en badkamer. Bestaande uit een benedenwoning met souterrain of bovenwoning met zolder. De regenten huren nu het hofje van Het Oosten, verhuren de woningen en dragen zorg voor ‘de sociale begeleiding van de woongemeenschap’. Het hofje is nu voor mannen, vrouwen, gehuwd en ongehuwd van boven de 45 jaar en katholiek zijn is geen voorwaarde meer.
Het vroegere bleekveld is een mooi aangelegde tuin met bomen en bloemen en in het midden een gemetselde pomp met natuursteen afdekking en daarboven een smeedijzeren lantaarn.

 

Hodshon-Dedelhof

Eerste Weteringdwarsstraat 83-95

Gesticht in 1842
Was bestemd voor: Oude dienstboden uit de familie.
Huidige bestemming: Vrouwen.

Bijzonderheden: gedenksteen met de tekst:
Isabella de Windt oud negen jaar Isabella Dedel echtelieden
Heeft van dit door hen gestichte hofje
Den eerste steen gelegd
Op den 25 maart MDCCCXLII
Petekind van Izaak Hodshon en

Beschrijving hofje:
De eerste steen voor dit hofje is gelegd door Isabella de Windt, het petekind van de stichters. Zij was een achternichtje van Isabella Dedel, de kleindochter van haar broer Pieter Samuel Dedel. Isabella Dedel (1778-1865) een dochter van de in 1787 afgezette burgemeester, was van 1818-1825 regentes van het Aalmoezeniersweeshuis. Zij trouwde in 1798 met Isaac Hodshon (1772-1855) en dit huwelijk bleef kinderloos, wat mogelijk de reden is geweest tot het stichten van een hofje.
Het is in wezen een voortzetting van een hofje in de Passeerdersstraat, ‘aan het einde van de Prinsengang’, vermeldt Alings (1965). In 1807 kocht Isaac Hodshon het zogenoemde Blokshofje, dat zijn naam al van voor 1730 ontleende aan de leerlooier Jan Blok. Het bestond uit 18 woningen en drie huizen daarnaast. Door de uitbreiding van een naastgelegen fabriek, kon dit hofje niet langer aan zijn doel beantwoorden en werd een nieuw hofje gebouwd, nu wel onder de naam van de stichters. Het bestond uit twintig woningen voor even zovele hulpbehoevende oude vrouwen, bij voorkeur dienstboden uit de familie. Daarnaast was er een ruimere woning voor een echtpaar, aan wie het toezicht op het hofje werd opgedragen. In de tijd van Alings (1965) woonden er nog 21 dames die vrij wonen genoten. De toiletten die vroeger buiten waren bevonden zich nu binnenshuis, de bedsteden waren uitgebroken en de gootstenen op de portalen waren vervangen door vaste wastafels.
In 1980 is het hofje verkocht aan Stadsherstel Amsterdam N.V. die het in 1985 renoveerde. Bij deze renovatie werd het aantal woningen teruggebracht tot tien, waardoor iedere bewoonster nu beschikt over twee kamers en een eetkeuken. De slaapkamers bevinden zich op de vroegere zolder, wat voor de oudere dames, met name die beneden wonen, nog wel eens een probleem kan zijn. Albertina Dedel maakt hierop een uitzondering als enige jonge bewoonster. Zij had gereageerd op een advertentie toen zij woonruimte zocht in Amsterdam en is bij toeval ‘in de prijzen gevallen’. Want voorrang als een verre nazaat van de stichtster had zij niet.
Op de binnenplaats staat een oude pomp met lantaarn, gedragen door vier dolfijnen. Daar bevinden zich ook nog de vroegere buiten toiletten. Naast de deur achter de pomp is de gedenksteen ingemetseld.

 

Hilmanhofje

Nieuwe Looiersstraat 146-150a

               Achterzijde met gevelsteen.

Gesticht in 1875
Was bestemd voor: Alleenstaande vrouwen bij voorkeur dienstboden.
Huidige bestemming: Begeleid wonen project.

Bijzonderheden: gevelsteen aan de achterzijde Fokke Simonszstraat.

Beschrijving hofje:
Oorspronkelijk heette dit hofje Willem Hendrik Hilmanstichting, genoemd naar het jong gestorven zoontje van de stichter. Johannes Hilman droeg het hofje direct na de stichting over aan de Diaconie van de Hervormde Kerk.
Het bestond uit 20 éénkamerwoningen, voor de helft gelegen aan de Fokke Simonszstraat, verbonden door een binnentuin. In de vleugel aan de Fokke Simonszstraat is een steen in de vorm van een lint aangebracht met daarin ‘Ter zijner nagedachtenis’. Het hofje was bestemd voor alleenstaande vrouwen, die minstens tien jaar lid van Hervormde Gemeente moesten zijn. Maar de voorkeur werd gegeven aan dienstboden, die door gebreken of ouderdom, niet meer in staat waren om in hun onderhoud te voorzien, van respectievelijk 30 en 45 jaar oud. Behalve vrij wonen werd zonodig een uitkering verstrekt.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw, was er geen animo meer voor dit hofje en woonden er studenten. Enige tijd geleden heeft de Diaconie het hofje gerenoveerd en weer een sociale bestemming gegeven. Er zijn drie driekamer appartementen, waarvan er een bewoond wordt door de huismeester. De overige éénkamerwoningen worden verhuurd aan een begeleid wonen project. Volgens Alings (1965) ligt dit hofje op de plaats waar eens de inpandige huisjes stonden aan de Zwavelstokkengang.

Hamer- en Bouwershofje

Marnixstraat 281

Gesticht in 1877
Was bestemd voor: 24 weduwen of ongehuwde vrouwen boven de 50 jr.
Huidige bestemming: Stafmedewerkers Okura Hotel.

Bijzonderheden: gevelsteen uit de vroegere Bouwershuisjes.

Beschrijving hofje:
Dit hofje is voortgekomen uit het Hamershofje (1626) dat in 1822 werd overgedragen aan het RCOAK en de Bouwershuisjes (1632) die al in 1634 aan het RCOAK waren overgedragen.*
Toen deze hofjes in verval raakten besloot het RCOAK tot de bouw van een geheel nieuw hofje, waarbij de beide hofjes zouden worden samengebracht. Het gebouw kwam toen aan de rand van de stad bij de Baambarrière te liggen. Het bestond uit 24 éénkamerwoningen, waarin ook moest worden gekookt, en een conciërgewoning. Het hofje heeft geen tuin of binnenplaats, de kamers liggen aan de Marnixstraat en aan de Lijnbaansgracht met daar tussenin een brede gang die toegang geeft tot de woningen.
In 1974 werd het nog bewoond door 25 dames die alleen een kamer met een wastafel hadden en geen keuken. De portieres deed indien noodzakelijk boodschappen voor de oude dames. Niet lang daarna liep het hofje leeg, er was geen animo meer voor. Een tijdlang hebben er jongeren gewoond, tot het verkocht is. Nu is het eigendom van het Okura Hotel, en biedt het onderdak aan Japanse stafmedewerkers die hier tijdelijk verblijven. Alleen een gevelsteen boven de toegangsdeur, uit de vroegere Bouwershuisjes in de Wijdesteeg, doet nog herinneren aan dit hofje.

 

Grill’s Hofje

Eerste Weteringdwarsstraat 19-35

Gesticht in 1724/26
Was bestemd voor: Bejaarde Lutherse of Gereformeerde vrouwen.
Huidige bestemming: Vrouwen.

Bijzonderheden: staande klok en lantaarn op de binnenplaats.

Beschrijving hofje:
Dit hofje is al bij leven gesticht door Anthonie Grill en zijn vrouw Elisabeth Grill. Zijn grootvader ook Anthonie geheten was een bekende zilversmid afkomstig uit Augsburg, die zich later in Zweden vestigde. De vader van Elisabeth, was de jongste broer van Anthonie´s grootvader en eveneens afkomstig uit Augsburg. Anthonie en Elisabeth die kinderloos zijn gebleven, zouden het hofje hebben gesticht uit dankbaarheid voor de in Holland genoten zegen. Anthonie Grill was evenals zijn grootvader zilversmid en in 1713 was hij kerkmeester van de Ronde Lutherse Kerk, waar hij in 1727 ook is begraven. Ook zou hij een belangrijk bedrag geschonken hebben voor het orgel van de Ronde Lutherse Kerk. De bewoonsters van het hofje moesten dan ook behoren tot de Lutherse of Gereformeerde gemeente. Elisabeth Grill heeft de bouw van het hofje niet meer meegemaakt, zij is in 1724 overleden. Het hofje is tussen 1724 en 1726 gebouwd en bestond uit acht beneden- en acht boven woningen van elk één kamer. Deze eenkamerwoningen werden dubbel bewoond waardoor het hofje plaats bood aan 32 vrouwen. De huizen aan de straat nrs. 11/17 en 37/43 die al in 1721 zijn gebouwd, behoren niet tot het hofje maar zijn wel eigendom van de stichting. Van de huuropbrengst van deze huizen moest het hofje worden onderhouden. Het middelste huis geeft via een poortgang toegang tot het hofje, daarboven bevindt zich de regentenkamer. De huisjes van het hofje worden slechts door een smal straatje gescheiden van de huizen aan de straat. Dit ‘straatje’ is met gele klinkers geplaveid, naar oud gebruik als teken van particulier eigendom. Met daar de 18e eeuwse staande klok en lantaarn, die dit binnenplaatsje een bijzonder aanzien geven.

In het midden van de 19e eeuw was het aantal bewoonsters al teruggebracht tot 16, waardoor iedere bewoonster beschikte over een eigen huisje. Naast vrij wonen kregen zij in de wintermaanden turf en kaarsen en het hele jaar door wekelijks nog levensmiddelen, zoals aardappelen, grutterswaren en brood. In de tijd van Alings (1965) woonden hier nog steeds 16 vrouwen die vrij wonen genoten, alleen de verstrekkingen waren afgeschaft.
Het Grill´s Hofje is nog steeds eigendom van de stichting en wordt bestuurd door een college van regenten. De acht huisje bestaan na de laatste restauratie uit vier beneden- en vier bovenwoningen, één van de zeven bewoonsters heeft een beneden- en bovenwoning. De jongste bewoonster is 20 jr. en de oudste is 78 jaar. De stichting die over de toewijzing gaat richt zich daarbij steeds meer op jongeren waaronder studenten. In een van de huizen aan de straat woont de conciërge, die toezicht houdt en als tussenpersoon fungeert. Het reglement is afgeschaft, maar tussen zeven uur ´s avonds en zeven uur ´s ochtends wordt de poort gesloten en heerst er rust in het hofje. Zoals een van de bewoonsters het mooi typeerde: “wat ik bijzonder vind aan het wonen op een hofje is dat het een gevoel geeft alsof je in een dorp woont midden in de stad. Bijvoorbeeld met koninginnendag lijkt het een gewone dag als je wakker wordt en pas als je uit het hofje op straat komt zie je dat alles oranje is.”